De berg


Ik duwde, dwong en hees mezelf
de gestuwde weg naar boven

Het pad was puin
dat viel en schraapte, rolde
Het pad was pijn
die stak en schaafde, tolde

Jaren stijgen
en weer kloven
en ik verscheen als steen,
plots bloot,
plots boven

Stil lag ik op hoogte
naast een bloempje met een blaadje
op een richel in de zon
tot de aarde schoof en draaide
en de nacht alvast begon